V.O.C

Verenigde Oostindische Compagnie

De Vloot...

Voor de vaart op Azië gebruikte de VOC voornamelijk grote retourschepen, spiegelschepen van tussen de 500 en 1000 ton, maar ook jachten, fluiten, fregatten en pinassen. Al deze schepen werden gebouwd op de werven van de kamers van de Compagnie in de Republiek. Elk jaar vertrokken uit de republiek drie vloten. Men zeilde in konvooi om de vele gevaren (kapers, oorlog, storm, ziekten etc.) op de lange reis beter te kunnen trotseren. In september vertrok de Kermisvloot, verder was er een Kerstvloot en een Paasvloot.
De schepen van de kamers Amsterdam, Hoorn en Enkhuizen verzamelden op de rede van Texel, de schepen van de kamers Delft, en Rotterdam op de Maas, die van Zeeland op de rede van Vlissingen. De eskaders kwamen bij de Engelse kust samen om het eerste gedeelte van de ruim acht maanden durende reis te ondernemen; bij Kaap de Goede Hoop - waar sinds 1652 een post van de Compagnie was gesticht - was men verplicht te verversen. Hierna vertrokken de schepen in het algemeen naar Batavia; in 1665 werd echter Ceylon een tweede eind- of vertrekpunt. De terugreis vanuit Batavia werd in december of januari aangevangen, zodat de schepen in de zomermaanden de Republiek bereikten.


Naar boven