Naarden

Het wapen van Naarden bestaat uit een zwarte dubbelkoppige Oostenrijkse adelaar in een gouden veld. Volgens de overlevering zou het in het jaar 936 aan Naarden zijn geschonken door keizer Otto II, maar de oudst bekende stadswapens dateren pas twee eeuwen later. De tweekoppige adelaar kwam bij de Duitse keizers omstreeks 1300 in gebruik, zodat het wapen van Naarden vermoedelijk niet ouder is dan begin 14de eeuw. Het zou kunnen zijn verleend door een Duitse keizer of koning. Het komt voor op een schilderij uit 1603 dat in het stadhuis hangt. In 1816 heeft de Hoge Raad van Adel aan Naarden toestemming verleend het te blijven voeren.

De oudste vermelding van Naarden in historische documenten gaat terug op omstreeks het jaar 968, toen het graafschap Nardinclant door graaf Wichman van Hamaland (Eemland) werd geschonken aan de Sint-Vitusabdij in Elten.

De Middeleeuwse stad

Wanneer de stad werd gesticht is niet bekend, wel moet deze reeds vroeg marktrechten hebben gehad. In 1280 bracht graaf Floris V het gebied onder het gezag van de graven van Holland en omstreeks 1300 werden stadsrechten verleend. De stad lag toen enkele kilometers noordoostelijker aan de Zuiderzee en werd in 1350 bij het uitbreken van de Hoekse en Kabeljauwse twisten verwoest. De restanten verdwenen later in de Zuiderzee.

Graaf Willem V van Holland liet de stad herbouwen op een strategische plaats op een noordelijke uitloper van de Gooise heuvelrug, die de enige goed begaanbare doorgang langs de drassige venen beheerste. Het tegenwoordige stratenplan binnen de vestingwallen dateert uit die tijd. In 1355 werden de stadsrechten vernieuwd. Aanvankelijk had de stad alleen een aarden omwalling. In de 15de eeuw was er een stenen ommuring met torens en poorten tegen de herhaalde aanvallen vanuit Utrecht. Ook kreeg de stad een zeehaven en kwam de Grote Kerk tot stand. Met ca. 500 woningen behoorde Naarden toen tot de middelgrote steden van die tijd. Er ontstond een belangrijke lakenweverij, met wol van de Gooise heidevelden als grondstof en met handel tot in het Oostzeegebied. Maar het schijnt dat het hoogtepunt van stedelijke bloei tegen het einde van de eeuw was gepasseerd.

Het rampjaar 1572

Bij de opstand van de Hollandse steden tegen het Spaanse gezag bleven de Naardense bestuurders trouw aan de koning, maar met steun van groepen uit de bevolking kwam de stad in augustus 1572 in handen van de geuzen. In november sloegen de Spanjaarden beleg voor de stad; de grachten waren dichtgevroren en de muren verkeerden in slechte staat. Het stadsbestuur zond een afvaardiging naar de Spaanse bevelhebber om overgave aan te bieden. Rector Lambertus Hortensius behoorde tot de delegatie en heeft als geschiedschrijver vastgelegd dat hij de toezegging kreeg dat geen burger een haar zou worden gekrenkt. 400 Spaanse musketiers trokken op 1 december 1572 de stad binnen. Honderden burgers werden vermoord en de stad werd in brand gestoken. Aan deze gruweldaad, beschreven door Lambertus Hortensius die er zelf aan ontsnapte, herinnert een gedenksteen in het Spaanse Huis, dat destijds raadhuis was. Boeren uit de omgeving werden gedwongen de stadsmuren te slechten en de grachten te dempen.

Met de wederopbouw werd in 1574 begonnen volgens een ontwerp van Adriaen Anthonisz, de 'stercktebouwmeester' der Vereenigde Nederlanden. Diens vestingplan volgde de vroegere stadsmuren, maar voorzien van vooruitstekende driehoekige bastions voor geschutsopstellingen, waarbij ook de noordelijke stadsgracht binnen de vesting kwam als binnenhaven. In 1585 kon de nieuwe vesting stand houden tegen een aanval van Spaanse troepen. Maar na de vrede van 1648 werd de verdere afwerking gestaakt en raakten de uitgevoerde werken in verval. Pas toen in 1672 een Franse inval dreigde werden nieuwe plannen ontwikkeld, maar toen was het al te laat. Zonder slag of stoot werd Naarden op 20 juni 1672 overgegeven aan de Fransen. Alleen door het doorsteken van de zeedijk noordelijk van Naarden kon een opmars van de Fransen naar Amsterdam worden voorkomen.

In september 1673 ondernam prins Willem III een aanval. De Fransen hadden de openliggende stad inmiddels met bolwerken, pallisaden en grachten versterkt. De prins rukte met 25.000 man op. Bij een bestorming in de nacht van 11 september werden belangrijke punten ingenomen, waarna de Fransen vrije aftocht kregen.

De nieuwe vesting

Het tegenwoordige aanzien van de vesting als een uniek stervormig complex is vooral bepaald door de na 1674 uitgevoerde vernieuwingen. Aan het ontwerp werd gewerkt door Nicolaas Witsen en Adriaan Dortsman. Met de aanleg van zes grote bastions werd in 1676 begonnen. De eerste drie waren al klaar toen het plan in 1679 werd goedgekeurd door prins Willem III. Door afsluiting van de haven verplaatste de visserij zich naar Huizen. In 1685 waren de werken grotendeels voltooid, maar tot ca. 1740 werden nog uitbreidingen uitgevoerd.

Overzicht (groter, met legenda)

Bij de Pruisische inval van 1787 werd de vesting in staat van verdediging gebracht, maar zonder verzet overgegeven aan Pruisische bezetting. Ook bij de Franse inval van 1795 werd geen weerstand geboden: de Fransen werden als bevrijders ingehaald. Toen in 1813 de omwenteling in Nederland begon trok een Frans garnizoen zich terug op Naarden. De Hollanders onder Johannes van den Bosch begonnen een beleg, maar waren te zwak voor een bestorming over de dichtgevroren grachten. Bombardementen in april 1814 brachten geen overgave. Pas op 7 mei 1814 capituleerden de Fransen. De schade in de stad was groot.

Na de Franse tijd zijn enige moderniseringen aangebracht. De Utrechtse Poort dateert uit 1877, de sloop van de Amsterdamse Poort uit 1915. In 1882 werd de stoomtram Amsterdam-Laren door de vesting geleid. De vesting werd in 1921 tot monument verklaard, waardoor slechting na de opheffing van de militaire functie in 1926 werd voorkomen. Totdien woonde vrijwel de gehele stadsbevolking binnen de vesting. In het schootsveld buiten de wallen werden uitsluitend houten gebouwen toegestaan, die in geval van militaire noodzaak gemakkelijk zouden kunnen worden platgebrand.
De omvangrijke woonwijken buiten de vesting, die in het zuiden direct aansluiten op die van Bussum, zijn na 1926 tot stand gekomen, voor een groot deel pas na 1945.


Naar boven